Omgaan met het levenseinde – nota voor de Herv. Gem. ‘s Gravenmoer

Sinds de invoering van de euthanasiewet in 2002 is het onderwerp ‘hulp bij zelfdoding’ niet meer verdwenen uit het maatschappelijk debat. De koploperspositie van Nederland op het gebied van euthanasiewetgeving is voor sommige mensen iets waarop zij trots zijn, terwijl anderen zich ervoor schamen. De afgelopen jaren is er een nieuwe discussie ontstaan over euthanasie voor mensen die hun leven ‘voltooid’ vinden. Mensen die hun leven voltooid vinden, zijn meestal niet ongeneeslijk ziek. Wel kunnen ze lichamelijk aftakelen, afhankelijk worden van anderen en te maken krijgen met het verlies van regie over het leven, het wegvallen van het sociale netwerk en het verlies van doel en zingeving. In combinatie kunnen dit soort factoren leiden tot levensmoeheid. De komende tijd zal de Nederlandse regering hiermee ongetwijfeld verder gaan.
Steeds vaker wordt ook de christelijke gemeente geconfronteerd met vragen rondom het levenseinde. Daarom is het nodig dat er bezinning plaatsvindt, waardoor duidelijkheid wordt geschapen over de uitgangspunten die de christelijke gemeente hanteert bij het beoordelen van euthanasie. Verder moet verwoord worden welke pastorale taak de gemeente voor zich ziet weggelegd in de omgang met gemeenteleden die euthanasie overwegen.

In het gesprek over het levenseinde is het goed duidelijk onderscheid aan te brengen tussen sterven na een traject van palliatieve zorg (sedatie) en ‘versterven’ enerzijds en sterven als gevolg van opzettelijk toedienen van een dodelijk middel door een arts anderzijds. In het laatste geval spreken we van euthanasie. In het eerste geval is sprake van natuurlijk overlijden dat zorgvuldig medisch begeleid wordt, onder meer ter bestrijding van pijn, onrust en benauwdheid.

In de discussie over euthanasie / hulp bij zelfdoding speelt het begrip ‘autonomie’ een belangrijke rol. Autonomie betekent dan dat de mens de beschikking heeft over zijn / haar eigen leven en daarover de beslissingen kan en moet nemen. Deze opvatting over autonomie stamt uit de tijd van de Franse Revolutie en is sindsdien steeds meer geaccepteerd in het Westen als een van de belangrijkste verworvenheden van de moderne mens. De acceptatie van dit soort autonomie betekent voor het besef van veel mensen een bevrijding van bevoogding en onderdrukking. Met deze negatieve begrippen wordt vaak ook de kerk in verband gebracht.

Als christelijke gemeente belijden wij God als de oorsprong van alles en in het bijzonder van ons menselijk leven. Deze belijdenis dat God de Schepper is, heeft voor gelovigen verstrekkende gevolgen. Wie God erkent als de Schepper, zal Hem ook erkennen als de Eigenaar van het leven. Dat wil zeggen dat Hij het leven geeft, en tegelijk dat Hij alleen het recht heeft het leven te nemen. Dit zien wij terug in het feit dat God alle (ongerechtvaardigd) geweld van de ene mens tegen de ander veroordeelt en het leven van mensen beschermt door het verbod op doodslag/moord en het gebod tot liefde.
God de Schepper en Eigenaar van het leven heeft aan mensen de opdracht gegeven om verantwoordelijk in het leven te staan, en dat veronderstelt dat mensen een bepaalde vrijheid hebben. Als kerk geloven we echter dat verantwoordelijk invulling geven aan de vrijheid alleen mogelijk is als we dichtbij God als de Bron van de vrijheid blijven; dat wil zeggen: wanneer we met onze woorden en daden antwoorden op het Woord dat God heeft gesproken (o.a. in Zijn geboden) en dat vlees is geworden in Zijn Zoon Jezus Christus. Verantwoordelijk leven is: volgen van Jezus Christus door ons te laten leiden door Gods Geest. Deze visie op vrijheid en verantwoordelijkheid staat haaks op de autonomiegedachte zoals die hierboven is beschreven. Deze gaat er van uit dat niemand voor een ander kan bepalen wat goed en verkeerd is, en dat de normen binnen een samenleving gebaseerd zijn op wat de meerderheid van de mensen vindt. De tegenstelling ligt in een verschil van opvatting over de vraag of er een gezagsinstantie bestaat buiten de mens zelf die richtlijnen geeft voor het goede leven.

De God die wij belijden is liefdevol en barmhartig. Dit sluit niet uit dat Zijn schepselen soms moeten lijden. God heeft Zijn liefde en barmhartigheid juist het meest duidelijk getoond door in Jezus af te dalen in Zijn gebroken schepping en daar zwaar lijden te ondergaan. Dit lijden heeft tot doel de schuldige, gebroken wereld te verlossen en vrij te maken van alle lijden. Voorstanders van euthanasie wijzen soms op onze plicht om liefdevol en barmhartig om te gaan met onze medemensen. Dit zou volgens hen kunnen betekenen dat we de medemens ‘uit zijn/haar lijden helpen’ door het toepassen van actieve levensbeëindiging. Deze ‘oplossing’ is echter zo ingrijpend en definitief dat de vraag gesteld kan worden of zo wel recht gedaan wordt aan wat liefde en barmhartigheid bedoelen te zijn. Deze vraag klemt te meer wanneer we bedenken dat bij veel vragen om euthanasie de eenzaamheid van mensen, het verlies aan zingeving en het gevoel anderen tot een last te zijn een belangrijke rol spelen. Liefde en barmhartigheid zouden erop gericht moeten zijn mensen in déze gevoelens nabij te zijn en de negatieve spiraal zo mogelijk te doorbreken. Juist de christelijke gemeente kan hier van veel betekenis zijn.
Al het bovenstaande overwegend, komen wij tot de volgende overwegingen en aanbevelingen:

    • Het onderwerp ‘levenseinde’ is een gevoelig en kwetsbaar onderwerp, dat allereerst in prediking, catechese en pastoraat bezinning verdient. Het zal daar gezet worden in het licht van Gods Wet en Evangelie.

 

    • In het pastoraat leven we mee met en zijn we nabij aan mensen die lijden. Hun lijden laat ons niet onberoerd, want waar één lid lijdt, lijden alle leden mee. Tegelijk zetten we het lijden in het teken van de lijdende Christus, roepen we Hem aan met en voor de lijdende broeder/zuster. En we weten ons gesterkt door Gods Woord dat zegt: Het lijden van deze tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden (Rom.8).

 

    • Het is de taak van de medische professionals om lijden te verlichten. Daarom kunnen we geen bezwaar hebben wanneer door deskundigen wordt besloten een traject van palliatieve sedatie / ‘versterven’ in te gaan.

 

    • Onze Schepper is Eigenaar en Onderhouder van het leven. Voor Hem telt ieder mens. Hij heeft ons niet opgedragen het leven nodeloos te rekken, maar evenmin om dit eigenmachtig op een door ons gekozen moment te (laten) beëindigen. We zijn ervan overtuigd dat euthanasie gerekend moet worden onder de overtredingen van het zesde gebod van de Wet en in geen geval beschouwd kan worden als een daad van liefde of barmhartigheid.

 

    • Gemeenteleden zullen ontmoedigd worden een zgn. euthanasieverklaring op te stellen. Wanneer gemeenteleden besluiten dit wel te doen, of op zeker moment besluiten om het leven actief te laten beëindigen, distantieert de kerkenraad zich van deze keuze, maar niet van de betreffende broeder/zuster. Het uiteindelijke oordeel over deze keuze laten wij over aan de hemelse Rechter.

 

‘Euthanasie’ betekent: ‘goede dood’. Alleen vanuit het christelijk geloof kan de diepte van deze term verstaan worden; Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen (Openb.14).

’s Gravenmoer, mei 2017