Ned. Herv. Kerk. Sedert wijzigingen na verwoesting door de Fransen in 1672 bestaande uit een driezijdig gesloten koor van twee traveeën, uit de 15de eeuw, twee lage, 15de eeuwse, in de 19de eeuw ingekorte, dwarsarmen, een 15de eeuws schip van vijf traveeën, tegen 1500 met een noordbeuk vergroot en een ingebouwde 14de eeuwse toren met steunberen aan de westzijde, een boogfries onder de spits en een gewelf over de benedenruimte. Inwendig zuilen met lijstkapitelen en houten tongewelven.
Restauratie in 1963 voltooid:
Eiken kansel, doophek en bijbehorend koperwerk uit 1680, herplaatst. 17de- en 18de eeuwse grafzerken. Mechanisch smeedijzeren torenuurwerk van Juriaan van Zutphen, 1695, elektrische opwinding.
Bouwstijl:
Gotiek
Gevels en materialen:
Bakstenen gevels met natuurstenen aanzetstenen in steunberen.
Vensters en deuren:
Gietijzeren spitsboog vensters met waaiervormige roedeverdeling.
Dak en bedekking:
Schip: zadeldak met oud Hollandse panen. Toren: achtkantige naaldspits met leien. koor: zadeldak met schilden.
Interieur:
Zuilen met lijstkapitelen en houten tongewelven. eiken kansel, doophek en bijbehorend koperwerk uit 1680, herplaatst. 17de en 18de eeuwse grafzerken. Orgel met Hoofdwerk en Positief, in 1821 gemaakt door J.C. Smidt en P. Verbeek. In 1965 gerestaureerd. Vier hollandse eiken circa 230 cm omtrek. Verder kastanjebomen en rode en groene beukebomen.
Omschrijving:
Sedert wijzigingen na verwoesting door de Fransen in 1672 bestaande uit een driezijdig gesloten koor van twee traveeën uit de 15de eeuw, twee lage, 15de eeuwse, in de 19de eeuw ingekorte, dwarsarmen. Een 15de eeuws schip van vijf traveeën, tegen 1500 met een noordbeuk vergroot en een ingebouwde 14de eeuwse toren met steunberen aan de westzijde. Een boogfries onder de spits en een gewelf onder de benedenruimte.
Het Orgel:
De klaviatuur van het orgel in ’s-Gravenmoer geeft al een aardig stukje geschiedenis weer. Links boven het klavier staat “Begonnen door Verbeek en Smidth ’s Bosch”, in het midden “Afgewerkt door C. van Oeckelen 1821”, en rechts “Gerestaureerd Fa. J. de Koff en Zoon Utrecht 1964”. In 1818 werd dit orgel aanbesteed bij P. Verbeke en J.C. Schmidt. Laatstgenoemde voltooide in dat jaar een orgel voor Dinteloord en zou een orgel met een zelfde front als een ontwerp voor Dinteloord hier plaatsen naar een dispositie van Van Oeckelen. Het werd aanbesteed voor een bedrag van ƒ 2.125,–. Nadat Schmidt zich in 1819 terugtrok uit de bouw van dit orgel, en er een extra positief met vijf registers werd aanbesteed voor een bedrag van ƒ 275,-, schakelde Verbeke Van Oeckelen in. De afwerking van het orgel werd feitelijk verzorgd door Cornelis van Oeckelen. Voor het onderpositief gebruikten de orgelbouwers een oudere lade (uit ca. 1700) met 47 cancellen en breidden deze chromatische lade uit met 7 cancellen. Ook ouder pijpwerk werd gebruikt. Zo zouden de Flageolet 1 vt (Pos.) en de Trompet 8 vt en Fluit 4 vt (HW) ook dateren uit het begin van de 18e eeuw. Het pijpwerk van de Bourdon 16 vt, Holpijp 8 vt, Kwint 3 vt en Superoktaaf 2 vt (HW) alsmede dat van de Holpijp 8 vt en Fluit 4 vt (Pos.) kan later in de 18e eeuw gedateerd worden. Bij de restauratie in 1964 dacht men aanwijzingen te hebben om dit pijpwerk aan M. Verhofstadt toe te schrijven.
In de 19de eeuw werd het orgel hersteld door A. Derkzen van Angeren (1858) en de organist J. Beunis (1888). In 1930 bracht M.K. Koppejan een transmissiepedaal aan en voerde daarom de bas van de Bourdon 16 vt af. De firma Spiering bracht in 1938 een windmotor aan.
In 1964 vond een grotere restauratie plaats door de firma J. de Koff en Zoon. De windvoorziening werd vernieuwd, terwijl ook het pedaalklavier werd vernieuwd en twee pedaalkoppels werden aangebracht. Het pedaal kreeg een tweetal transmissies van de twee grootste hoofdwerkregisters. Op de frontpijpen werd tinfolie aangebracht. Waar divers pijpwerk toen aan Verhofstad werd toegeschreven, werd in zijn stijl een Vox Humana 8 vt op het positief geplaatst, welke een Prestant 4 vt verving. De Nachtegaal werd gerestaureerd.
In 1995 werd het orgel hersteld en schoongemaakt door Flentrop Orgelbouw, waarbij de beide tongwerken werden gerestaureerd.
Uniek is het met potlood geschreven gedicht op de binnenzijde van een van de zijpanelen van de onderkas. Waarschijnlijk schreef Cornelis van Oeckelen dit in 1821.
Dispositie:
Hoofdwerk (C-f³): Bourdon 16 vt – Prestant 8 vt – Holpijp 8 vt – Oktaaf 4 vt – Fluit 4 vt – Kwint 3 vt – Superoktaaf 2 vt – Mixtuur 4 st – Cornet D 4 st – Trompet B/D 8 vt
Positief (C-f³): Holpijp 8 vt – Fluit 4 vt – Flageolet 1 vt – Vox Humana 8 vt – Trambulant
Pedaal (C-d¹): Bourdon 16 vt¹ – Prestant 8 vt¹ – ¹) = transmissie van hoofdwerk
Koppelingen: Onderpositief-hoofdwerk (drukkoppel), Pedaal-hoofdwerk, Pedaal-onderpositief
Trambulant (O.P.); Nachtegaal
Toonhoogte a¹ = 430 Hz; Stemming: Kirnberger II
Bronnen
Frans Jespers, Repertorium van orgels en orgelmakers in Noord-Brabant tot omstreeks 1900; Het Noordbrabants Genootschap, ’s-Hertogenbosch 1983.
Peter van Dijk (eindredactie), Het historische orgel in Nederland 1819-1840; NIvO, Amsterdam, 2001.
Orgelfoto’s: Wim van der Ros